Voorgerecht | 30 minuten | 4 personen
Voor de roomsaus:
5 sjalotten, fijngesnipperd
1 klont boter
125 ml witte wijn
125 ml Noilly Prat (of andere droge vermout)
250 ml room
Voor de kruidenboter:
250 g boter op kamertemperatuur
1 handvol spinazie (of zuring)
bieslook
kervel
lavas (in totaal 1 handvol)
1 kg mosselen (bij voorkeur bouchot; met kokkels kan het ook)
Smoor voor de saus de sjalotten in de boter. Voeg daar de wijn en de Noilly Prat bij. Dit kook je in tot er een kwart van over is. Dan voeg je er de room bij. Breng het geheel tegen de kook aan, haal van het vuur en laat 10 min rusten. Dan zeef je het. Je houdt zo’n 250 ml over.
Mix voor de kruidenboter de boter samen met de spinazie en kruiden tot ze redelijk fijn zijn. Dit kan in een keukenmachine (of snijd alles fijn met een mes). Roer dit door de boter.
Neem een brede, hete pan en doe de 250 ml roomsaus en 250 g van de kruidenboter hierin. Voeg de mosselen toe. Sluit de pan af met een deksel. Het is de bedoeling dat je maar een laag schelpen op de bodem hebt liggen, zodat ze allemaal snel opengaan. Zodra dat zo is, haal je ze eruit. De saus mag nog een beetje inkoken. Als je een mooie dikte hebt, giet je de saus over de schelpen. Kook niet te lang in, anders wordt het te zout. Serveer met stokbrood.
Voor de roomsaus:
5 sjalotten, fijngesnipperd
1 klont boter
125 ml witte wijn
125 ml Noilly Prat (of andere droge vermout)
250 ml room
Voor de kruidenboter:
250 g boter op kamertemperatuur
1 handvol spinazie (of zuring)
bieslook
kervel
lavas (in totaal 1 handvol)
1 kg mosselen (bij voorkeur bouchot; met kokkels kan het ook)